door Jan Boonstra
TERUG
naar indexpagina Fietsen in Korea
Ik genoot van het landschap en genoot van het fietsen. Met plezier trapte ik mezelf de hellingen op en met nog meer plezier suisde ik weer naar beneden. Maar, het is onvermijdelijk: ik kreeg honger. Ik stopte bij een restaurantje. (C) Er waren een paar tafeltjes en een tafel was bezet door 5 mannen. Ik werd door 5 paar ogen van top tot teen geobserveerd en ik houd daar helemaal niet van. Maar het is niet erg Koreaans om iets vreemds voorbij te laten gaan zonder te toeteren of, zoals nu, met open mond aan te gapen. Dus lachte ik vriendelijk terug om ze te laten zien dat er een mens schuil ging achter de kleurrijke fietskledij. Ik schoof aan bij een leeg tafeltje. Een serveerstertje kwam haastig toegeschoten met een kop heet water en schrok zienderogen van de vreemde klant. Dus: nog een glimlach en "annyong hasseyo!" als groet en weer had ik iemand er van overtuigd dat ik niet van Mars kwam. Heel bescheiden vroeg ze me iets en ongetwijfeld was het "wat wil je eten?" In normale restaurants is geen menu. Dus zelfs lukraak iets aanwijzen gaat niet en duidelijk maken "meid, zet me maar wat voor, als het maar eetbaar is", werkt ook niet, want de klant moet het zeggen en een Koreaanse serveerster zal nooit het nodige initiatief op tafel kunnen leggen. Er volgt een zinloos gesprek vol met onbegrip en het is niet erg Koreaans voor een buitenstaander om je daar niet mee te bemoeien. Dus kreeg ik er vijf gesprekspartners bij en de verwarring werd Totaal. Een tafeltje naast me was nog niet afgeruimd en ik wees naar een half leeg bord en zei: kijk, dat wil ik hebben! Ik had een keus gemaakt en de rust keerde terug in de tent.
De grote gaskachel in het midden van het zaaltje snorde behaaglijk. Door de halfbeslagen raampjes zag ik de mensen buiten met dikke winterkleding voorbij lopen. Mijn voeten kwamen op temperatuur en mijn wangen gloeiden. Daar kwam het eten. Teleurstelling. Het was slechts een schaaltje met pinda's, chips en een paars ding dat op een aardappel leek. Beetje weinig, maar ach, dan bestellen we straks het zelfde nog eens. De aardappel was heerlijk. Toen ik hetzelfde nog eens bestelde, was er een complicatie. Dus, de vijf mannen veerden overeind om zich er mee te bemoeien. Het probleem was dat er geen paarse aardappels meer waren. Maar de mannen hadden ook van die schaaltjes en hadden nog een paarse aardappel over. Die kreeg ik. Ze hadden nog meer halflege schaaltjes en die kreeg ik ook. Inmiddels wisten ze dat ik uit Nederland kwam en in Pusan werkte. M'n tweede bestelling kwam ook en er wiebelden nu 6 vogeleitjes op het schaaltje in plaats van de paarse aardappel. Die waren ook heerlijk. Ook kreeg ik nog een bakje salade en ik begon bijna te geloven dat het een geslaagde lunchpartij werd. Maar er kwam een probleem, toen ik wilde afrekenen. Alles wat ik gegeten had waren bij-schoteltjes bij grotere maaltijden en er stond geen prijs voor mijn schaaltjes. Dank zij de Koreaanse gastvrijheid wordt daar niet moeilijk over gedaan: "free gift!". Ik zwaaide met bankbiljetten, maar ik moest alles als gastvrije maaltijd accepteren. Ik pakte me weer in voor de vrieskou buiten, bedankte de mannen en nam afscheid van iedereen. Ik wist dat er vijf paar ogen door de halfbeslagen raampjes naar me keken, dus met een zo sierlijk mogelijke zwaai besprong ik mijn fiets. Waarschijnlijk hebben ze me nagestaard totdat ik in de koude grijze lucht was opgelost en ze zullen wel gezegd hebben: "die is gek!". Misschien hadden ze wel een beetje gelijk.
Kort daarna draaide ik bij Miryang weg no. 24 op, (D) richting Ulsan en terug naar het startpunt, dat nog 52 km ver weg was. Ik had nu 114 km gereden. Weg no. 24 is mijn lievelingsroute. Het voert door een dal met gigantische bergruggen aan weerszijden. Het is mijn mooiste stukje Korea dat ik ken. De weg gaat verder over een pas van 660 meter hoogte. Vlak na het hoogste punt is er een tunnel van 400 m en als je daar uit komt gaapt er een enorm dal voor je en bij helder weer kun je de zee in de verte zien, op 40 km afstand. (E) Bij de tunneluitgang is een parkeerplaats met een tiental eettentjes en winkeltjes. Ik ben namelijk niet de enige die dit schone stukje Korea heeft ontdekt en op zondag zijn er veel dagtoeristen. Ik heb m'n eigen stamcafé en de eigenaresse zwaaide me al van verre toe. Ja hoor, mevrouw, wees maar niet bang, ik kom weer in jouw tent. En daar zat ik weer, naast de gaskachel, net als de vorige week en de week daarvoor, aan het zelfde tafeltje, aan het raam. Wolkenslierten hingen rond de toppen van de bergen en het werd al een beetje donker, zo laat in de middag. Dat maakte het binnen nog behaaglijker en ik genoot van de koffie. M'n vriendin-eigenaresse wilde dat ik ging eten, maar dat wilde ik over een uurtje pas doen, nadat ik de fiets weer in de kofferbak van de auto had, voor het helemaal donker zou zijn. Maar zo gemakkelijk kwam ik daar niet van af: spontaan schoof ze me een bord eten voor. "free gift!" Het waren heetgepeperde grassprieten en ander konijnevoer, met bruine, glibberige brokken. Van afstand leek het op rauwe lever, maar het was geen vlees. Ik heb alles lekker opgepeuzeld, want ik kan het lieve mens toch niet teleurstellen en voer is voer. En na ruim twee jaar in het Verre Oosten ben ik wel wat gewend.
Ik pakte me weer in voor de laatste 16 km naar Onyang; (A) alleen maar bergaf. Dus de dikke trui ging ook aan. Ik zwaaide gedag: tot de volgende keer! en zo begon ik aan de laatste en langste afdaling van vandaag. Ik had absoluut geen honger, ondanks de tijd van de dag. Begrijpelijk. Genoeg gegeten vandaag. En er geen cent aan uitgegeven.
Pusan, 11 december 1994