door Jan Boonstra
TERUG
naar indexpagina Fietsen in Korea
Om 5 uur 's ochtends vertrok ik. De verschrikte receptioniste, die (denk ik) nog nooit om die tijd iemand in fietsbroek had uitgecheckt, kwam spontaan naar buiten om me uit te wuiven. Het was nog donker, maar de dageraad hing al in de lucht. Ik hoefde niet bang te zijn voor kuilen en hobbels, want de eerste 10 km kende ik goed als deel van het vaste parcours voor mijn regelmatige trainingsrondje. Het werd licht en om 7 uur reed ik door Suwon. Ik herinnerde me weer allerlei details van mijn fietsvakantie door Korea van vorig jaar (toen deze stad twee maal op mijn route lag) en ik kreeg meteen weer het vakantiegevoel. Het ging lekker. Heel goed zelfs. Toen ik na 85 km m'n eerste koffiepauze nam, (B) kreeg ik stoute plannen om meer te doen dan de 250 km die ik gepland had. Maar direkt na de koffie kwam de eerste lekke band. Een half uur later de 2e. Daarna de 3e. En de 4e. Dat schoot niet op natuurlijk en om 12 uur was ik nauwelijks 40 km verder toen ik voor de zoveelste keer m'n band plat voelde gaan. Het was steeds de voorband en dat was verdacht. Het bleek aan het wiel te liggen. De gaten werden door de velg van binnenuit gemaakt. De velglint was versleten. Ik kon daar tijdelijk wel iets aan doen, maar de bandenplak en de plakkers waren inmiddels ook op. En al m'n reserve binnenbanden lek.
Als de nood het hoogst is, is de redding nabij, ook hier in dit kleine dorp, (C) halverwege Chonan en Chongju, ver van enige fietsenwinkel. Er kwam een aantal mannen rond de fiets staan. Dat is helemaal niet vreemd in Korea en ik krijg altijd de zelfde vragen, te beginnen met: "Where you come from?" Ik had al "Nederland" voor in m'n mond, toen de eerste vraag bleek te zijn: "Are you a Christian?" Eentje voerde het woord en vervolgde: "We - group - seminar - all Christian" en wees naar een gebouwtje dat een inmens groot neonverlicht kruis torste. Ze hadden alle begrip voor mijn problemen en overlegden druk. Ik dacht dat ze een oplossing hadden, maar de woordvoerder zei: "You come and eat with us?". De zoete broodjes die ik in Inchon had gekocht stonden me nogal tegen, dus ging ik op de uitnodiging in. Ik werd meegenomen het dorp in. We kwamen bij een heel oud Koreaans huis. Zoals de typische bouwstijl is, waren hier ook een aantal vertrekken, die alle op een binnenplaats uitkwamen. De typische dakpannen daken en de lemen muren maakten het helemaal authentiek. Een groep van zo'n 30 vrouwen en mannen, jong en oud, zaten verspreid over de vertrekken en de binnenplaats te eten. Ik werd gastvrij onthaald en kreeg rijst, curry en Kimchi (typisch Koreaans) geserveerd. Ik werd bestookt met vragen door deze vriendelijke mensen. "Do you believe in God?". Voordat ik daarover na kon denken had ik al "Yes" gezegd, iets anders was trouwens onmogelijk tussen al deze blije mensen. "Hallelua!" was de reaktie. Ook was er een oplossing voor mijn probleem. Iemand zou mij en de fiets in een pick-up truck naar een fietsenmaker in het eerstvolgende stadje brengen. (D) Of die rit nu apart voor mij werd gemaakt of dat hij toch die kant op moest, was mij niet duidelijk. Veel haast hadden ze ook niet, maar dat vond ik niet erg. Ik had toch al de hoop opgegeven om de volgende dag in Pusan te kunnen arriveren. Vol dankbaarheid verliet ik deze praktizerende Christenen. Na een ritje in de truck door een mooi landschap werd ik geloosd voor een fietsenwinkel. Samen met de fietsenmaker werden de nodige reparaties uitgevoerd en de banden geplakt. Om 4 uur stond ik weer op de stoep, met twee keiharde banden en een redelijke zekerheid dat de problemen verholpen waren. Ik ging m'n plan trekken. Omdat ik een goed bed en bad, een westerse menukaart en een goed ontbijt voorgeschoteld wenste te zien, moest ik een grotere stad uitzoeken als doel. Dat werd Taejon, wel een beetje uit de route, 40 km verderop en dat was een mooie afstand om de rest van de middag te vullen. Ik vond daar een goed hotel. (E)
Taejon, 12 augustus 1994